Opzegging door de werknemer: maximaal 13 weken voor iedereen
Lang geleden werd er in het arbeidsrecht een onderscheid ingevoerd tussen arbeiders en bedienden. Het was wachten tot 2014 voor via een eenheidsstatuut de ongelijkheden die daaruit voortvloeiden, verdwenen. Een van de grootste hervormingen die dankzij dat eenheidsstatuut zijn doorgevoerd, is de uniformisering van de opzeggingstermijn, die voor arbeiders anders was dan voor bedienden.
Er werd een maximale opzeggingstermijn van dertien weken ingevoerd wanneer het ontslag door de werknemer wordt gegeven. De na te leven opzeggingstermijn bestaat sindsdien uit de som van de oude opzeggingstermijn op basis van de anciënniteit tot 31 december 2013 en de nieuwe opzeggingstermijn vanaf 1 januari 2014.
In de praktijk moest er echter nog een aanzienlijk probleem worden opgelost: dat van de bedienden van wie de oude opzeggingstermijnen veel langer waren, namelijk anderhalve maand voor elke vijf jaar anciënniteit, tot maximaal viereneenhalve maand, of maximaal zes maanden, afhankelijk van het salarisniveau op dat moment.
Vandaar de publicatie in het Staatsblad van 28 april 2023 (p. 43.002) van een wet waarmee dat afwijkende stelsel werd afgeschaft en die zes maanden later, namelijk op 28 oktober, van kracht werd. Voortaan kan de opzeggingstermijn dus nooit meer dan 13 weken bedragen wanneer de werknemer zijn ontslag geeft.
Lees meer