Alles stijgt? Niet altijd
Omdat de inflatie sinds 2013 hard toesloeg, waarbij ze in de eurozone in tien jaar tijd 24,7% en in de hele Unie 27,2% bedroeg, wijzigde Europa eind vorig jaar de groottecriteria voor micro-ondernemingen, kmo’s en grote ondernemingen. In ons land werden die aanpassingen doorgevoerd via de Wet houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie, die in maart werd goedgekeurd.
Voortaan mogen alle vennootschappen waarvan de balans van het eerste boekjaar, dat na 31 december 2023 startte, niet meer dan een van de volgende criteria overschrijdt, als klein worden beschouwd: omzet 11.250.000 euro (in plaats van 9.000.000 euro), balanstotaal 6.000.000 euro (in plaats van 4.500.000 euro) en 50 werknemers. Voor de micro-ondernemingen (die geen dochter- of moedermaatschappij zijn) liggen die bovengrenzen op 900.000 euro (in plaats van 700.000 euro), 450.000 euro (in plaats van 350.000 euro) en 10 werknemers.
Het doel is uiteraard vermijden dat de inflatie er automatisch toe leidt dat een steeds groter wordend aantal bedrijven uitgesloten wordt van de verschillende maatregelen ter ondersteuning van kleine ondernemingen.
Dat is lovenswaardig, maar waarom het daarbij laten? Toen de minister van Financiën werd ondervraagd over het forfait van 0,15 euro per kilometer dat van toepassing is voor de vergoeding van het woon-werkverkeer door belastingplichtigen die vragen om hun werkelijke beroepskosten te mogen aangeven, moest hij wel erkennen dat dat bedrag nooit is herzien sinds de invoering ervan via de wet van 28 juli 1992 houdende fiscale en financiële bepalingen. Dat bedrag, zo verklaarde hij, stemt overeen met de omzetting van het destijds vastgelegde bedrag van 6 Belgische frank.
Lees meer